De knooppunten: ‘We schaken op tientallen borden tegelijkertijd’

De stations van Leiden, Den Haag Laan van NOI, Schiedam en Dordrecht moeten klaar worden gestoomd voor de toekomst. Maar elk van deze knooppunten van de MIRT-verkenning Oude Lijn heeft zijn eigen verhaal. De vier projectmanagers vertellen over gedeelde en verschillende uitdagingen.

Jullie zijn elk projectmanager van een ander knooppunt van de Oude Lijn. Wat is jullie taak?

Ronald Buitenhek (Dordrecht): ‘De basis is overal hetzelfde: in alle vier onze steden wordt gewerkt aan één of meerdere gebiedsontwikkelingen rond het station. Met als belangrijk doel om meer woningen, voorzieningen en banen te kunnen creëren. Wij moeten er met onze teams voor zorgen dat we het ov-knooppunt voorbereiden op een toekomst waarin veel meer mensen van onze stations gebruikmaken.’

Huib van der Kolk (Leiden): ‘Als projectmanager voor het knooppunt Leiden houd ik me dan bijvoorbeeld bezig met vragen als: waar komt het nieuwe busstation? Hoe kan ik 28.000 fietsplekken realiseren op een goede plek? En hoe kunnen we het gebied rondom het treinstation zo inrichten dat er ook nog plaats is voor kantoren en woningbouw? Ik ben eindverantwoordelijk voor de antwoorden op al dat soort vragen. Niet alleen voor het ontwerpen van de plannen, maar ook voor de externe communicatie, de participatie en het organiseren van de besluitvorming.’
 

Zijn jullie uitdagingen dan ook min of meer hetzelfde?

Kai Lian (Den Haag Laan van NOI): ‘Tot op zekere hoogte wel. We moeten er allemaal voor zorgen dat de gebiedsontwikkeling en de ontwikkeling van het knooppunt goed op elkaar aansluiten. Dat we dus niet alleen zorgen dat we meer reizigers aan kunnen op onze stations, maar ook de leefkwaliteit van de groeiende stad vergroten. En wat het dan voor ons allemaal nog extra lastig maakt is dat we in drukke stedelijke gebieden werken. De ruimte is heel beperkt.’

Maar wat jullie in die kleine ruimte willen, dat zal vast niet hetzelfde zijn.

Huib (Leiden): ‘Dat klopt. Bij het ene knooppunt moet er extra spoor worden aangelegd, bij andere wordt het station flink onder handen genomen. En bij ons ligt de grootste uitdaging buiten het station zelf. Het busstation ligt namelijk op een heel onhandige plek. Maar zie maar eens een nieuwe plek te vinden in een krap stationsgebied, grenzend aan een drukke historische binnenstad. Welke plek we ook kiezen, het ligt altijd gevoelig. We zullen met een plan moeten komen waardoor bewoners, bezoekers en reizigers er beter van worden.’

Ronald (Dordrecht): ‘Bij ons moet station Dordrecht helemaal vernieuwd worden. En er moet een nieuw station Leerpark komen, om Smart Campus Leerpark goed te ontsluiten. De uitdaging is om dit goed in te passen in de omgeving. En ervoor te zorgen dat deze stations goed bereikbaar zijn vanuit verschillende wijken in de stad, onder andere met hoogfrequent ov.’
 

Zijn dat dan de grootste afzonderlijke verschillen tussen de knooppunten?

Roeland Schmidt (Schiedam): ‘Nee, dat denk ik niet. Die hebben vooral te maken met de fase van de gebiedsontwikkeling rond onze knooppunten. In Schiedam zijn aan alle kanten om het station 2 jaar geleden al bestemmingsplannen vastgesteld. De grond wordt nu bouwrijp gemaakt. Dat beperkt onze mogelijkheden. We moeten onze verbeterplannen voor station Schiedam namelijk aanpassen aan die al genomen besluiten.’

Huib (Leiden): ‘Wij hebben ook nog te maken met subsidies voor woningbouwprojecten die komen te vervallen als het te lang duurt. Maar voor we echt door kunnen pakken, moeten we eerst een aantal belangrijke beslissingen nemen. Hoe het station wordt aangepast bijvoorbeeld, hoe de verbinding tussen BioSciencePark en de binnenstad eruit komt te zien en waar fietsenstallingen komen.’

Kai (Den Haag, Laan van NOI): ‘Rond ons station moeten 3000 woningen komen. Maar voor een deel van deze woningen is nog geen locatie gevonden. Voor ons is het juist vooral de vraag: hoe kunnen we de beperkte ruimte zo goed mogelijk benutten voor het realiseren van woningen en tegelijkertijd het station voldoende ruimte geven om de reizigersgroei goed op te vangen?’

Ronald (Dordrecht): ‘Voor mij wijkt het nog een beetje af. Als programmadirecteur van Stadsas Dordt heb ik een bredere scope voor de hele stad. Ik ben verantwoordelijk voor drie grote gebiedsontwikkelingen: Maasterras, Centrum en Leerpark. Én voor het MIRT-onderzoek, waarin we de bereikbaarheid van Dordrecht met het ov willen verbeteren, station Dordrecht willen vernieuwen en het nieuwe station Leerpark-Gezondheidspark willen bouwen.

Al die plannen zijn afhankelijk van elkaar. We willen ze dus ook zoveel mogelijk gelijk laten lopen, door parallel te plannen. Maar dat is een waanzinnige uitdaging. Het vereist een integrale aanpak, volledig afgestemd met onze partners, op onder andere woningbouw, economie, mobiliteit en stedelijke kwaliteit. We schaken daarbij op tientallen borden tegelijkertijd, met ontzettend veel verschillende stakeholders, zowel in publiek-publieke samenwerkingen als publiek-private.’
 

Hebben jullie bij het vinden van oplossingen voor deze uitdagingen nog wat aan elkaar? 

Roeland (Schiedam): ‘Absoluut. We overleggen vaak met elkaar over onze aanpak. Hoe we een groep stakeholders met verschillende belangen bij elkaar houden bijvoorbeeld. We wisselen tips en werkwijzen uit. Dat is een van de grote voordelen van de gezamenlijke aanpak van deze MIRT-verkenning.’

Huib (Leiden): ‘En dat is niet het enige voordeel. In Leiden zijn er al veel plannen voor het  realiseren van een goed station met een goed busstation gesneuveld. Dat het Rijk nu meedoet, dat we werken aan één plan en met één gezamenlijke agenda, maakt het gewoon een stukje makkelijker. Het is veel krachtiger. En het geeft gemeenten en andere partijen ook veel meer steun en vertrouwen. Zij weten dat dit heel serieus is.’